Veel tuinbezitters denken dat bemesten vooral een klusje is in het voorjaar, wanneer planten uitlopen en volop groeien. Toch is ook het najaar een cruciale periode voor het voeden van de tuin. Door vóór de winter de juiste meststoffen toe te dienen, helpt u uw planten, bodem én gazon om sterk en gezond de koude maanden door te komen en geeft u het nieuwe groeiseizoen van volgend jaar alvast een vliegende start.
Heeft u een moestuin of eenjarige beplanting? Dan is na een groeiseizoen de grond vaak uitgeput. Planten hebben voedingsstoffen als stikstof, fosfor en kalium opgenomen. Door in de herfst te bemesten, vult u deze tekorten weer aan.
Anders is het met de vaste planten in de tuin.
Die moeten het jaar rond net voldoende voedsel toegediend krijgen om in hun behoefte worden voorzien. Op de zandgronden waarop wij doorgaans tuinieren, bemesten wij in het voorjaar een normale dosis om op te starten. Daarna verdelen wij het seizoen vaak in nog eens vier aanvullende mestbeurten van iedere keer een halve dosering van wat er normaliter in 2 aanvullende beurten wordt gestrooid. (dus in totaal wordt er aan kilo’s wel hetzelfde gestrooid per 100 m2 maar in kleinere giften.)
Dit doen wij omdat zand negatief geladen is en er van nature een snellere uitspoeling van nutriënten plaatsvindt, ook in combinatie met beregening, odat de zandgrond geen voedingsstoffen aan zich kan binden.
Najaarbemesting richt zich minder op bladgroei en meer op het versterken van wortels. Een goed ontwikkeld wortelstelsel helpt planten om beter tegen vorst en droogte te kunnen.
Het helpt planten de winter door, versterkt het gazon en gaat verzuring van de grond tegen. Wij gebruiken daarbij meststoffen die van nature ook in het najaar in de grond zitten, zoals voedingsstoffen en sporenelementen.
Vooral kaliumrijke meststoffen verhogen de weerstand tegen kou en ziekten. Dit geldt voor sierplanten, vaste planten én het gazon.
Kalium zorgt voor betere vochtopname door wortels. Ook verlaagt het de vochtafgifte via het blad. Ideaal om gevolgen van vorst tegen te gaan.
Wij gebruiken een 100% natuurlijke meststof met een verhoogd gehalte aan kalium dat vol zit met micro-organismen en bacteriën. Deze meststof is voor de gehele tuin te gebruiken. We strooien het onder heesters, op het gazon en in de moestuin.
Kies bij voorkeur voor 100% biologische mest. Kunstmest kan het bodemleven schade toebrengen, met alle gevolgen van dien. Want het is juist het bodemleven dat voor u het werk in de tuin moet doen. Daarnaast kan een teveel aan kunstmest wortels verbranden, de bodem verdichten en het grondwater vervuilen. Kortom, biologisch dus.
100% Biologische mest is gemaakt van plantaardige of dierlijke reststoffen, zoals compost, vedermeel, beendermeel, bloedmeel, zeewier etc.
Het grootste voordeel van Biologische mest is dat de voeding langzaam vrijkomt. Dat komt doordat natuurlijke bacteriën en schimmels de bodem verrijken en diverse bodemorganismen het materiaal afbreken. Dit geeft een geleidelijke en langdurige toevoer van voedingsstoffen.
100% Biologische meststoffen bevatten belangrijke elementen zoals stikstof (N), fosfor (P) en kalium
- Bemest bij voorkeur in september of oktober, zolang de bodem nog niet bevroren is.
- Kies een droge dag, maar met kans op regen later. Regen helpt de meststoffen in de bodem te laten zakken.
- Bedek de mest met een laag mulch om uitspoeling en uitdroging te voorkomen en extra voeding toe te voegen
- Een dunne laag rijpe compost over de border is een natuurlijke voedingsbron én beschermt tegen uitdroging.
- Gebruik goed verteerde mest om onkruidzaden of te hoge ammoniakgehaltes te voorkomen.
- Stem het type biologische mest af op uw planten (bijv. speciale mest voor rozen, moestuin of fruitbomen). Zure bodemliefhebbers (zoals rododendron, blauwe bes, heide) vragen om speciale mest voor zuurminnende planten
- Houdt rekening met de bodemsoort. Zandgrond spoelt sneller uit → liever vaker en kleinere hoeveelheden. Kleigrond houdt voeding langer vast → minder vaak, maar iets grotere giften mogelijk.
- Laat een bodemonderzoek uitvoeren om te weten welke voeding echt nodig is.